Lourdes

Samen met mijn 12-jarige zoon ben ik in Lourdes. We gaan hier enkele dagen blijven en volgen dan te voet le Chemin de Compostelle. Dit jaar doen we onze eerste 130km (hopelijk). Wie weet trekken we de komende jaren verder.

Ik kreeg van een vriendin een oud pelgrimsboekje mee (1954). Het was in de vlucht hier naartoe al heerlijk lezen 😉. Deze zaken wil ik alvast met jullie delen.

Gelukkig had ik goed gezelschap naast mij in het vliegtuig.

Wat een regels in 1954! En ocharme de vrouwen, die mochten niets! 😝

Scriptie Pastoraal op de Camino Francés

In 2016 schreef ik een scriptie over Pastoraal op de Camino Francés voor het verkrijgen van een bachelordiploma in de Theologie en Religiewetenschap. Je kan mijn scriptie Pastoraal op de camino Francés hier integraal lezen.

Ik zou zeggen: de meerwaardezoeker vindt zijn gading wel op de Camino. Maar soms moet je iets harder zoeken. In deze scriptie vind je een aantal waar je op een pastorale en soms spirituele manier gastvrij ontvangen wordt. Parels van plekjes, plekjes om te koesteren. Daarom dat ik zo laat pas deze scriptie publiceer. Wanneer er een stormloop zou zijn voor deze oasen van geloof, zal er een stuk van de diepgang verdwijnen vrees ik… Dus proef met mate 😉

ps: Had ik Walden van Thoreau maar gelezen vóór ik deze scriptie schreef. Want het doen van de camino is vergelijkbaar met Thoreau’s verblijf in de bossen, maar toch is het ook weer anders.

Reisverhaal

On the Road, reisverhalen rond het kampvuur. Met vertellers Helga Collyn, Trees Heirbaut, Piet Borms en ikzelf. 24/09/16 @Reisbureau Tui in de Nieuwstraat in Sint-Niklaas. Foto: Jef Maes

Ik ga jullie vertellen over een weg van 750 km, in 10 minuten. Mijn staptocht naar Santiago de Compostela, mijn camino. Ik ben alleen vertrokken, maar omgeven door vrienden kwam ik 32 dagen later aan bij het graf van de Heilige Jakobus. Ik was helemaal niet voorbereid – op vier dagen stappen in de Ardennen na. Schoenen die nog niet echt ingelopen waren, voeten die nog niet gewoon waren in een gesloten omgeving te vertoeven (zie maar, ik draag sandalen of iets dat daar op lijkt), knieën die niet konden klimmen laat staan dalen, en een rug die het niet gewoon was 10 kg te dragen.

Ik was met deze rugzak [tonen] in 2000 op inleefreis gegaan naar de Filippijnen. Een 16 jaar oude rugzak. Een goed ding, dat zie je zo! Maar mijn God, wat was die warm en zwaar, onder de loden Spaanse zon. En wat een verschil met die lichtgewichtrugzakken die ik rondom mij zag, op de ruggen van medepelgrims. Maar koppig als ik was, fier op mijn hergebruik, recycling, geest van duurzaamheid, ging ik de Pyreneeën over. Mijn camino, de Camino Francés, de naam voor de oudste en drukstbewandelde weg naar Santiago, begon in Saint Jean Pied de Port. Aan de Franse kant van de Pyreneeën, op zo’n 10-tal kilometer van de Spaanse grens.  In de Codex Calixtinus, in feite de oudste reisgids daterend van de 12e eeuw, wordt de oversteek van de Pyreneeën als volgt beschreven:
Daar, in dat Baskenland, komt de weg van Saint-Jacques uit bij een heel hoge berg, die “passage van Cize” heet (…). Zij is zo hoog, dat zij die haar beklimmen denken dat zij het hemels gewelf aanraken (…). Vlakbij deze berg, naar het noorden, is de vallei die “Valcarlos” wordt genoemd. Zij die door deze vallei gaan (…) hoeven de berg niet te beklimmen.” Ik nam de bergroute, de route Napoleon, genoemd naar, ja u raadt het al, Napoleon die in 1808 met zijn troepen de Pyreneeën over trok om de Spaanse onafhankelijkheidsstrijders de kop in te slaan. Ík ging die weg, om mijn kop die ingeslagen voelde, burnout misschien zegt het je iets, juist vrij te maken. Even weg van alle dagdagelijkse zorgen en beslommeringen.

Na 3 dagen van gemiddeld 25 km per dag stappen, stapdagen van nu  eens 6 uur, dan weer 9 of 10 uur, moest ik toegeven dat het zo niet verder kon. Ik stak mijn voetproblemen, blaren langs alle kanten, op het gewicht van mijn rugzak. In Pamplona kocht ik me dan ook deze nieuwe rugzak. Wat een verschil!!! En mijn oude rugzak? Die stuurde ik op naar het postkantoor van Santiago waar hij, samen met mijn broekspijpen en dikke trui (want de warmte zou daar eeuwig duren dacht ik toen nog) op mij zou liggen wachten tot ik daar aangekomen was.

De camino bracht me langs oude bruggen en woonkernen, over nieuwe steden en dorpjes in de middle of nowhere, om dan in grote historische steden te belanden: Burgos, Leon, en tenslotte Santiago de Compostela. Steden langs de camino, ondanks hun mooie kathedralen en erfgoed, konden ze mij niet bekoren. Deze steden zijn groot geworden omwille van de camino en de betekenis voor pelgrims die ze van oudsher hebben. Maar de oude stadskernen zijn zo uitgedijd, dat er maar geen begin of einde aan de stad lijkt te komen. Als automobilist merk je dat niet, maar als voetganger moet je elke stap op het harde plaveisel zelf zetten. Deze  wegen zijn niet geschikt voor lange afstandswandelaars. Wij willen aardwegen, geen beton. Zowel voor voeten als gewrichten is een aarden weg véél vriendelijker. Maar ja, we begrijpen het wel, de streek werd groot door de camino, de streek maakt nu snelwegen van en naast de camino. Die oude paden zijn een logische weg tussen twee punten. Maar de overheid heeft  de essentie van de camino niet begrepen wanneer ze met dergelijke ingrepen het natuurgevoel wegnemen…

Gelukkig zijn er nog veel stukken wél sober en simpel. Tussen Burgos en Leon bijvoorbeeld, zo’n 175 km, per auto 2 uur rijden, te voet welgeteld 1 volle week, 7 dagen, wandelen.  Je loopt er in de meseta, de Spaanse hoogvlakte waarvan men zegt “nueve meses de invierno, tres meses de infierno”:  het is er 9 maand winter en 3 maanden de hel: Ik was er tijdens de hel, de korte, hete zomer. Het was afzien, maar het bracht me in een bijzondere wandelmeditatieve manier van zijn. Ik ben er mijzelf tegengekomen, maar ik heb er ook leren loslaten. Ik zag allerlei vragen en zorgen die me bezighielden, passeren tijdens het wandelen, zonder dat ik over iets kon piekeren. Ze noemen dit een mindfulle manier van observatie. Ik noem het een van de cadeaus van de camino.

De Londense Cassie was minder gelukkig met haar cadeau: ze had bedbugs, bedwantsen. Ook ik kreeg er, want ik had haar wat van mijn kleren geleend terwijl zij haar kleren en slaapzak kookte (ja echt, in een grote pot water op het vuur). Ik ben met Cassie in Carrion de los Condes naar de dokter geweest, want om een of andere reden vonden medepelgrims dat ik super goed Spaans kon spreken (solo un poco realmente). De dokter gaf haar een spuit met antihistaminicum en hop, we waren weer weg. Maar  eerst nog warme kleren kopen, want de winter was ondertussen begonnen: 1 september en plotsklaps begon het daar nog net niet te vriezen ’s nachts! Daar stond ik mooi, zonder lange broek, zonder dikke trui. Die zaten allemaal in het postkantoor in Santiago. Had ik ze maar bij gehouden… Maar ik heb er wel twee praktische souvenirs aan over gehouden! [tonen]

Ik ondertussen dus een echte caminofamilie: 2 Denen, 1 Duitser en de Engelse Cassie  die ik altijd weer tegen kwam de eerste dagen, en waarmee het zo goed klikte dat we afspraken om in dezelfde albergue, pelgrimsherberg, te slapen.
Door de steeds terugkerende en almaar erger wordende voetproblemen kon ik echter niet verder stappen. Mijn caminofamilie ging verder, en ik kon kiezen: achterblijven, rusten en daarna verder stappen, of ze met de bus voorbijsteken om nadien terug  samen verder te gaan. Ik ging per bus van Villafranca del Bierzo, over Lugo naar Sarria. Daarmee had ik het keltische dorp O Cebreiro, en alweer een stevige beklimming, overgeslagen. Dag 25 en 26 van mijn 32 dagen durende tocht waren dus rust en verplaatsingsdagen. In plaats van een nieuwe wereld in te stappen, reed ik dus met de bus een heel nieuw landschap binnen. De laatste provincie Galicië is weer zo anders dan de 600 voorgaande kilometers, dat de Ieren zich thuis waanden. Galicië is groen en nat. De invloed van de Atlantische Oceaan is daar goed voelbaar. Wat er ook voor zorgde dat mijn caminovrienden niet opschoten. Na 5 dagen alleen zijn, realiseerde ik me dat ik een dwaas was. Ik wou persé aankomen in Santiago op vrijdag, omdat 1 ding zeker is: de botafumeiro wordt gezwaaid op vrijdag! Botafumeiro, je weet wel, het megagrote wierrookvat dat de kathedraal heen en weer zwaait om de pelgrims te bewieroken, en tevens de kwalijke geuren van de middeleeuwse pelgrims verdrijft (volgens de legende)… Wil je die op een andere moment zien, dan moet je er 300 euro voor betalen. Jawel, de kerk haalt haar inkomsten van ergens! Je kan natuurlijk hopen dat er rijke pelgrims arriveren maar er echt op vertrouwen, kan je niet. Maar foert de botafumeiro. Ik had eindelijk ingezien dat vriendschap veel belangrijker is dan cultureel-historische bekommernissen.

Verenigd met mijn vrienden waren de laatste 30 kilometer een lofzang op vriendschap. We lachten wat af, aten en dronken heerlijk. In de Pelgrimsmenus, een driegangenmenu inclusief een halve fles wijn voor 10 euro, zagen we de culinaire rijkdom van de verschillende streken waar de camino door loopt. Maar het lekkerst hebben we gegeten op 225 km van Santiago, in Foncébadon, een dorpje van niets, op een barre hoogte enkele kilometers voor het ijzeren kruis Cruz de Ferro waar pelgrims eens steentje achterlaten. Daar is het middeleeuws restaurant La taberna de Gaia. Na 22 dagen aten we daar écht vlees, en niet zo’n beetje, maar een heel bord vol, op een broodkoek doordrongen van het vleesjus. Met een dienster, een waard en muziek zoals je die in de middeleeuwen verwacht. Perfect gewoon! Het water komt me nog in de mond als ik er aan terug denk… De geneugten des levens, trage progressie, rust en natuur, vriendschap en goed eten en drinken! En luisteren, zoals vandaag, naar elkaars levenslessen en verhalen! Heerlijk!

Ponferrada en Villafranca del Bierzo in mi corazon!

Terwijl de wereld in shock is door de gebeurtenissen in Brussel, genieten Helga en ik hier van ontzettend warme gesprekken op de Camino!

We ontmoetten vanmorgen in Ponferrada twee sympathieke jonge Duitsers van wie de jongen al 3 dagen zonder gerief leefde. Zijn rugzak is verdwenen in luchthaventransport. Ik bood hem mijn extra broek aan, Helga wilde hem een trui geven, maar hij weigerde. De luchtvaartmaatschappij had immers gezegd dat ze binnen de drie uur gingen leveren. Maar ja, gisteren zeiden ze dat zijn rugzak in de Albergue van Ponferrada geleverd was. Not. Ik hoop dat deze mensen toch nog een fijne Camino beleven.

Na wat siteseeing in Ponferrada (waar ik later trouwens graag wil wonen!), waar alles pas om 10 of 11 uur openging, trokken we verder naar Villafranca del Bierzo. Ik had het idee om een gesprek te voeren met de eigenaars van Albergue La Piedra. Het werd een fijn terugzien van Livia! Ze kende me nog! We praatten er over hun motivatie om Hospitalero te zijn, over de wetgeving voor Albergues (die dezelfde is als voor hotels), over spiritualiteit en mensenliefde, over het verband (red) van private Albergue en over het feit dat er in Galicië gemeentelijke en parochiale Albergues uitgebaat worden door firma’s: een uitbesteding of privatisering die wij uiteraard niet goed vinden. Dat verklaart waarom we in Galicië vorig jaar in geldfabriekalbergues sliepen waar er geen enkele sfeer hing. Zeer interessant voor mijn scriptie!

We aten op de markt in Villafranca de beste pulpo (inktvis) ooit en kochten een portie voor Livia en haar man. Nadat we het hen bezorgen en afspraken om hier de nacht door te brengen, vertrokken we naar O Cebreiro en daarna naar Samos. Geen Franciscaan in O Cebreiro en geen Benedictijn in Samos te pakken gekregen, maar wel een gidsbeurt in het oudste preromaans kerkje in deze regio.

image

Wie zagen we daarna toch wel!?? Ildefonso!
Hoe wonderlijk, onze eerste interviewy werd ook onze laatste!
Een warm weerzien! Hij sprak mooie woorden tot Helga en gaf haar een dierbare gele pijl (symbool van de Camino). Echt hartverwarmend!
En dat op een dag dat er terrorisme gebeurde in België…

Op de kilometriek staat nu iets meer dan 1000 km.
Morgen rijden we richting Bilbao alwaar we hopelijk donderdag het vliegtuig huiswaarts kunnen nemen.
Met een goed gevoel en een massa aan goede informatie voor mijn scriptie.

En o ja, we mogen niet betalen voor onze nacht in La Piedra. Pay next time, zeiden ze. We zijn hier nu te gast. Zo’n schatten van mensen, Livia en haar man.

Van Moratinos tot Hospital de Orbigo

Gesprekken in Mansilla de las Mulas en Leon.
Palmprocessie bijgewoond in Mansilla. Nu rijden we met grote gewijde takken in de auto rond 😊
Mis bijgewoond in Virgen de la Camino en gevraagd aan de Dominicaanse broeder om te bidden voor onze vriend. Dat heeft hij mooi verwerkt in de voorbeden. Daarna bleek er nog een concert van een polyfoon koor plaats te vinden in deze basiliek. Na het derde nummer zijn we opgestapt. Zo onder de toon, verschrikkelijk.

Pas rond 20u zijn we hier aangekomen. Morgen weer veel werk voor de boeg. Best vermoeiend.
Buenes noche!

Zusters gevonden!

Gisteren 5 interviews gedaan: in Tardajos, Castrojeriz bij de Clarissen alwaar we een Tau-kruisje en gebak kregen, in Carrion de Los Condes bij de Zusters van Liefde en bij de heerlijke zingende Augustijnerzusters. Daarna zijn we geland in Moratinos, in de ‘Peacable Kingdom’.  Vandaag is het Palmzondag en doen we het rustig aan. Het is hier ook geen Albergue maar eigenlijk bij mensen thuis. We hebben dus heerlijk rustig geslapen! (Alhoewel ik nu wel keelpijn heb).
We gaan proberen op tijd in Leon te zijn voor de palmwijding.

Grañon is geweldig!

Tijdens dit schrijven zijn we in Burgos en staat er 520 km op onze teller. Te voet zeg je ‘oef, we zijn hier al’. Mijn ervaring leert me dat het nog een lange weg tot Santiago is.

Om een of andere reden vind ik mijn schema met haltes niet meer. Ik vind het niet in de auto, niet in mijn rugzak, niet in mijn handzakje. Vreemd. Gelukkig heb ik dit schema ook nog digitaal. Ik behelp me wel.

Vanmorgen zijn we als eerste naar Grañon gereden. De Albergue Parroquial is ín de kerk gebouwd. Knap gedaan mooie ruimte waar Gregoriaanse gezangen weerklonken. We hebben er gesproken met de Amerikaanse hospitalero’s van dienst. Zij doen dit werk twee weken en stappen daarna de Camino vanaf Logroño. Ze zijn aangesloten bij een Amerikaanse vereniging voor Santiagopelgrims en daar hoorden ze dat je een opleiding kon volgen om Hospitalero te worden. Toen deze opleiding dichter bij huis plaats vond (de onderliggende staat) schreven ze zich in. Ze moesten ook een aanvraag indienen bij de Spaanse hospitalero vereniging. Ze konden kiezen tussen municipals of Parroquials, en hun keuze was overduidelijk. In Grañon is er een gemeenschappelijke maaltijd bereid door de hospitalero en een uitwisselings- en bezinningsmoment in het hoogkoor van de kerk (wat je rechtstreeks vanuit de Albergue kan bereiken). De spiritualiteit druipt er van af. Mooi om te zien met wat voor passie deze Donativo beheerd wordt.
We gingen daarna langs bij priester Jesus. Hij vertelde dat de parochianen fier zijn op hun Albergue, en dat ze heel wat voedsel geven. Het brood bv. krijgen ze gratis van de lokale bakker. Aardappelen, noten, … De hele gemeenschap draagt in feite mee zorg voor de Albergue. De priester, die 10 jaar missionaris was in Ecuador maar omwille van gezondheidsredenen dat niet meer kon, is nu al vijf jaar heel blij met dit werk. Het sluit er mooi bij aan, het is ‘werk van het hart’. Hij haalde ook nog de vreugde van de volgelingen van Franciscus van Assisi aan: de pelgrims lopen zingend door de straten wanneer ze brood bij de bakker halen.
Met alles wat ze in Grañon krijgen, ondersteunen ze ook de Albergue in Tosantos. Daar zijn ze nu wat schilderwerken aan het doen alvorens volgende week, in de Semana Santa ofte Goede Week de deuren te openen.

In Atapuerca hebben we onze voeten in gang gezet om te klimmen naar het kruis waar ik vorig jaar deze foto nam.

image

Op het bankje iets verderop aten we ons stokbrood met kaas. Daarna terug dalend naar de auto begroetten we 2 pelgrims per fiets en 4 wandelaars. Het deed deugd om eventjes echt op de Camino te gaan.

Burgos lonkte! We verblijven in de Albergue Divina Pastoral, net zoals vorig jaar. Vanavond hebben we nog een gesprek gepland met hospitalera Alicia en met Marina die ook de Albergue in Grañon onder haar vleugels neemt. 4 gesprekken. Dat noem ik een zeer vruchtbare dag!

Pamplona – Santa Domingo de la Calzada

Wintermaanden, slaapmaanden. Hospitalera Maribel gaf gisteren in Cizur Menor antwoord op de vraag om hoe laat de pelgrims buiten moeten zijn: “you know why they want you to leave early in the morning? So they can clean and have a lot of free time.’  Maar voor haar mochten we gerust het pand pas tegen 9 uur verlaten. 9 uur? Dat vind ik ongelooflijk laat, als je nog 25 km te wandelen hebt. Maar kijk, slechts 1 pelgrim was vroeger dan ons uit de veren. En ook nu heb ik langer geslapen dan verwacht (tot 8u30). Toch vermoeiend, zo’n studietrip.

Vanmorgen hadden we een afspraak in Pamplona met Priester Cezar Gonzales Purroy. Hij is aangesteld door het bisdom als verantwoordelijke voor pastorale zorg voor pelgrims. Helaas staat hij nu in een parochie waar de Camino niet langs loopt (en dat frustreert hem enigszins), maar hij is 8 of 9 jaar priester geweest in Viana, alwaar hij een parochiale Albergue uit de grond gestampt heeft. Blijkbaar waren het de pelgrims zelf die vroegen naar bv. een pelgrimszegen. Op hun vraag werd er een ander in voege genomen. Wat hij vooral belangrijk vindt is het nabij zijn van mensen. Samen koken, eten, praten over allerlei onderwerpen. Dáár is het dat de Kerk behoort te zijn, meer dan in structuren of in een ivoren toren.

De Camino naar Santiago is in eerste instantie een gegeven vanuit het Christendom, dus is het maar logisch dat de Kerk daar ook te vinden is. De Camino is een geweldige opportuniteit voor de kerk. Maar hij beaamt mij dat de Kerk niet altijd merkbaar aanwezig is op de Camino.

Enfin, ik ga hier niet het hele gesprek weergeven, da’s voer voor mijn scriptie. De man in kwestie nam ons nog mee op café, trakteerde ons op koffie en in pincho de tortilla en lag bijna in de clinch met Helga aangaande het statuut van vrouwen in de kerk. Neen hoor, ’t was een heel aimabele priester!

Daarna een kleine twee uur rijden tot Santo Domingo de la Calzada. Onderweg even afslaan en de monte del perdon op, om te genieten van het heerlijke uitzicht aldaar, en herinneringen op te halen aan mijn caminopassage op die plek vorig jaar.

In Santo Domingo hadden we afgesproken met permanent hospitalero van de Albergue Santo, Andres. Hij was er nog niet, dus zijn we eerst gaan eten. Heerlijk pelgrimsmenu met o.a. lentejas, my all time favoriet linzensoep! Aldaar bereikten onze zorgelijke berichten mbt het thuisfront (kan er hier niet veel over zeggen op dit moment), en leek het even een Solied-overleg.
Om de zinnen terug te verzetten, gingen we Andres interviewen. Hij is beroepshalve hospitalero, aangesteld door de Confrérie van Santa Domingo, die zorg voor pelgrims als doelstelling heeft.
We zagen alweer een ander licht op de Camino. Boeiend!

Dat eindwerk komt helemaal goed! Ik heb er vertrouwen in.

Spirituele camino

Vanmorgen hebben we langer dan verwacht geslapen. Geen pelgrims die vroeg uit de veren waren. Integendeel, rustig geslapen met 3 in een kamer, een Amerikaanse Arabier, Helga en ik. Hoewel ik blijkbaar de anderen wakker heb gehouden met gesnurk en gebabbel in mijn slaap.

In Logroño vonden we wonderwel de pastoor José Ignatio. Een recht door zee man die een half uur tijd voor ons maakte. Boeiend gesprek!
Ik toonde Helga de Albergue waar ik vorig jaar sliep, en we kregen er zowaar een rondleiding in het huis bovenop! We aten tapas in een bar en reden in de zonnestralen oostwaarts tegemoet.

Een beetje den toerist spelen mag. Ik toonde Helga de wijnfontein van Irache. Ze had twee bekertjes bij waardoor we wijn uit de muur konden tappen!

In Estella opent de parochiale Albergue helaas pas eind maart. Omdat de zon er maar kort was, dronken we heerlijke koffie in een bar die speculoos van Vermeulen uit Bornem serveerde.

Met voldoende cafeïne in het lijf trokken we naar Puenta la Reina. We wilden de paters Reparadores spreken, maar die hadden helaas een bijeenkomst vandaag. De hospitalero was druk in de weer met het onthaal van Koreaanse pelgrims. We lieten die man maar verder zijn werk doen en trokken verder naar Cizur Menor, een buitenwijk van Pamplona.

Aldaar wou ik Maribel ontmoeten. Zij baat een Albergue uit en doet dit volgens de geraadpleegde forums super. Inderdaad, een vrouw voor wie de Camino goed leven betekent: ‘reizen zonder je te verplaatsen’. We mochten er zelfs, heel atypisch, overnachten.
We aten ons pelgrimsmenu in een van de twee lokale restaurantjes en troffen er vier pas begonnen Engelse pelgrims aan. Het was een gezellige maaltijd, in ideale pelgrimsatmosfeer.

Ultreia!

Ildefonso

In Zaragoza ontmoette ik vandaag Ildefonso. Hij is 15 dagen per jaar hospitalero in een Albergue op de Camino Francés. Meestal doet hij het onthaal in de parochiale Albergue van Grañon, maar soms ook in Ponferrada. Hij is een militair die noodgedwongen op pensioen is gezet (38 jaar dienst en bezuinigingen weet je wel). De Camino is zijn liefde. Zijn eerste Camino maakt hij gebruik van JacoTrans, een dienst die je rugzak enkele dorpen verderop afzet zodat je ‘licht kan wandelen’ (to travel light). Hij voelde zich dan geen echte pelgrim. Maar op een bepaald moment vroeg een hospitalero hem om te koken voor alle aanwezige pelgrims (hij heeft een ietwat gezet postuur moet je weten. Hij ziet er uit alsof hij graag eet). Dit overkwam hem zelfs een tweede keer. En toen voelde hij zich wel een echte pelgrim, met rugzak en blaren er op en er aan. Nu wil hij iets teruggegeven aan de Camino. Dat doet hij dus door hospitalero te zijn. Hij heeft het katholiek geloof gedurende zijn leven achterwege gelaten, maar op de Camino ervaart hij iets van spiritualiteit dat hem trekt en boeit.
Hij lijkt me in ieder geval een zeer goede hospitalero. Zo eentje die je een glas water aanbiedt als je afgepeigerd binnen strompelt.
De Albergues waarin hij helpt zijn donativo’s: je geeft wat je kan. Hij vertelde dat er op een dag met 34 pelgrims 24 euro in de donativobus zat. Dat lijkt me wat zeer weinig te zijn. Maar het mirakel was dat de volgende dag, met slechts 7 pelgrims, er 3 briefjes van 50, 1 van 200 en de overige van 20 euro in de bus zaten! Het is blijkbaar geen probleem voor de albergues die donativo zijn, om financieel te overleven.
Zijn grote kanttekening: nu de Camino zo populair is, wil de katholieke kerk zich dit toeëigenen en wordt het opnieuw een macht- en middelengebeuren….
Terwijl de Camino er is voor iedereen. Hij hoeft als hospitalero niet te weten hoeveel elke pelgrim doneert. Hij wíl het niet weten. Want voor hem is elke pelgrim gelijk, en dat wil hij zo houden.
Dat is ook het mooie aan de Camino: elke pelgrim is gelijk!

Met deze gedachte kruip ik in mijn bedstee in Albergue Zaragoza (€ 16 per nacht), in een kamer met 4 stapelbedden waarvan slechts twee bedden vannacht beslapen worden: dat van mij en dat van mijn compagnon Helga, die ik meegevraagd heb op deze studietrip om voor mij te vertalen waar mijn Spaanse noties ontoereikend zijn.
Slaapwel.
Hasta luego!